Morele emoties en risicopolitiek

Rede uitgesproken door Prof. Dr. Sabine Roeser bij de aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap

Sabine Roeser | december 2011

“Risicovolle technologieën geven vaak aanleiding tot verhitte en emotionele publieke debatten; denk bijvoorbeeld aan klonen, genetische gemodificeerd voedsel, vaccinatieprogramma’s, CO2-opslag en kernenergie. Terwijl grote delen van het publiek vaak bang zijn voor ongewenste gevolgen van dergelijke technologieën, benadrukken deskundigen doorgaans dat de risico’s te verwaarlozen zijn. Zij beschuldigen het publiek er vaak van emotioneel en rationeel te zijn en niet open te staan voor objectieve informatie.

Beleidsmakers reageren op deze kloof tussen deskundigen en publiek meestal op één van twee manieren: ze negeren de emotionele reacties van het publiek ten gunste van de deskundigen, of ze accepteren de emoties van het publiek als een onvermijdelijk gegeven en als een redden van een controversiële technologische ontwikkeling te verbieden. Beide reacties zijn gegrond in de veronderstelling dat de emoties van het publiek irrationeel zijn en een debat onmogelijk maken.” Lees meer

Samenvatting (PRIMO Res Publica)

In haar oratie, uitgesproken op 1 december 2011 aan de Universiteit Twente, stelt prof. dr. Sabine Roeser dat emoties niet irrationeel zijn, maar een fundamentele rol spelen in morele oordeelsvorming, met name in de context van risicovolle technologieën. Tegen de achtergrond van verhitte debatten over zaken als genetisch gemodificeerd voedsel, kernenergie en klimaatverandering, betoogt Roeser dat publieke emoties over risico’s serieuze aandacht verdienen en niet simpelweg moeten worden afgedaan als irrationele obstakels voor beleidsvorming.

In de technocratische benadering van risico’s ligt de nadruk op objectieve kansberekening en kosten-batenanalyses. Deze methoden zijn gebaseerd op het utilisme, dat stelt dat handelingen gerechtvaardigd zijn als ze de beste uitkomst voor het grootste aantal mensen opleveren. Roeser wijst echter op de beperkingen hiervan: deze benadering houdt geen rekening met rechtvaardigheid, autonomie of motieven. Leken blijken in hun risicopercepties juist vaak wel oog te hebben voor deze aspecten, zoals of een risico vrijwillig genomen is, of het eerlijk verdeeld is, en of het chronisch of catastrofaal van aard is.

Roeser stelt dat emoties zoals empathie, compassie en verontwaardiging ons helpen om deze morele aspecten van risico’s te onderkennen. Ze voert daarbij aan dat moderne emotietheorieën, evenals neurologisch onderzoek van onder anderen Antonio Damasio, aantonen dat emoties een integraal onderdeel zijn van rationele besluitvorming. Mensen die door hersenschade geen emoties meer ervaren, blijken niet langer in staat tot praktische oordeelsvorming of verantwoord risicogedrag.

Tegenover de gebruikelijke scheiding tussen rede (analytisch, betrouwbaar) en emotie (intuïtief, onbetrouwbaar) plaatst Roeser een alternatieve visie waarin emoties cognitieve elementen bevatten en kunnen bijdragen aan morele reflectie. Emoties vormen volgens haar dus geen obstakel, maar juist een noodzakelijke bron voor het begrijpen van risico’s op een moreel verantwoorde manier.

Dit inzicht heeft belangrijke implicaties voor experts, beleidsmakers en burgers. Experts zouden zich bewust moeten zijn van hun eigen emotionele betrokkenheid, bijvoorbeeld enthousiasme over technologie of angst voor reputatieschade. Beleidsmakers moeten balanceren tussen emoties en argumenten van verschillende betrokkenen en mogen hun beslissingen niet puur baseren op cijfers of de grillen van de publieke opinie.

Roeser bespreekt onder meer het debat over kernenergie na de ramp in Fukushima, waarbij tegenstanders van kernenergie vaak als irrationeel en emotioneel werden weggezet. Zij bepleit dat dit type reacties niet alleen onterecht, maar ook contraproductief zijn. Emoties kunnen immers wijzen op gerechtvaardigde zorgen die ethisch en politiek serieus genomen moeten worden. Ook bij klimaatverandering speelt het gebrek aan emotionele urgentie een rol in het beperkte handelingsperspectief van het publiek. Emoties kunnen hier zowel het bewustzijn als de motivatie vergroten.

Roeser introduceert een alternatief model dat ze “emotionele deliberatie” noemt. In plaats van te vervallen in de technocratische valkuil (emoties uitsluiten) of de populistische valkuil (emoties klakkeloos volgen), pleit zij voor een benadering waarin emoties onderdeel zijn van een geïnformeerde, open en inclusieve dialoog. Door morele emoties bespreekbaar te maken, kunnen gerechtvaardigde bezwaren onderscheiden worden van irrationele angsten. Informatie moet zó worden gepresenteerd dat ze emotioneel begrijpelijk is voor leken.

Tot slot benadrukt Roeser dat technologie altijd morele implicaties heeft, en dat het serieus nemen van emoties in de risicoanalyse leidt tot humanere en rechtvaardigere besluitvorming. Haar werk draagt bij aan een breder humanistisch ideaal waarin het hele spectrum van mens-zijn – rede én emotie – tot zijn recht komt. Emoties zijn essentieel voor morele kennis en dus voor het ontwikkelen van verantwoord beleid rond risicovolle technologieën.

De belangrijkste conclusies

Emoties zijn niet irrationeel, maar essentieel voor moreel inzicht:

  • Emoties vormen een bron van praktische rationaliteit en zijn nodig om morele aspecten van risico’s te begrijpen.
  • Ze maken ons bewust van waarden als rechtvaardigheid, eerlijkheid en autonomie, die in technocratische benaderingen vaak ontbreken.

Publieke emoties over technologie zijn waardevol:

  • Leken hebben vaak een breder en moreel relevanter begrip van risico’s dan experts, mede dankzij hun emoties.
  • Risico-emoties wijzen op zorgen die verder gaan dan statistische kansberekening, zoals angst voor onrechtvaardige verdeling van risico’s.

De technocratische en populistische valkuilen moeten worden vermeden:

  • Technocratie: emoties worden genegeerd ten gunste van kwantitatieve analyse → leidt tot vervreemding en verzet.
  • Populisme: publieke emoties worden klakkeloos gevolgd → belemmert rationele besluitvorming.
  • Beide benaderingen zijn gebaseerd op een onterechte scheiding tussen rede en emotie.

Alternatief model: emotionele deliberatie:

  • Emoties moeten een expliciete rol spelen in de publieke dialoog over risicovolle technologieën.
  • Door morele emoties te erkennen en kritisch te bespreken ontstaat betere besluitvorming en meer draagvlak.

Experts en beleidsmakers zijn ook emotioneel betrokken:

  • Experts zijn niet puur rationeel; hun emoties kunnen zowel waarschuwend als bevooroordeeld zijn.
  • Beleidsmakers moeten emoties en belangen van alle partijen serieus nemen en balanceren.

Emoties kunnen worden getraind en gecorrigeerd:

  • Emoties zijn niet onfeilbaar, maar kunnen via reflectie, empathie en kunst worden bijgestuurd.
  • Correctie van feitelijk onjuiste risico-emoties vereist begrijpelijke, emotioneel toegankelijke informatie.

Specifieke emoties als angst en walging zijn dubbelzinnig:

  • Kunnen zowel wijzen op morele bezorgdheden als voortkomen uit fobieën of stereotypes.
  • Moeten kritisch worden geëvalueerd binnen de context van risicoanalyse.

Emoties zijn cruciaal in complexe maatschappelijke kwesties:

  • Debatten over kernenergie en klimaatverandering laten zien dat emotionele betrokkenheid nodig is voor bewustzijn, motivatie en morele reflectie.

Deze conclusies ondersteunen Roesers centrale stelling: morele emoties moeten serieus worden genomen in de risicopolitiek. Ze vormen geen obstakel voor, maar een voorwaarde voor moreel verantwoorde technologie en beleid.

Bibliografie

Roeser, S. (2011). Morele emoties en risicopolitiek [oratie]. Universiteit Twente.

Download oratie.