De kern borgen – op meerdere punten
Eric Frank | juli 2014
Risicomanagement krijgt ook bij overheden en decentrale overheden in toenemende mate meer aandacht. Al dan niet genoodzaakt door op handen zijnde veranderende wet- en regelgeving, dreiging of soms heftige incidenten.
Bij het eerste denken wij op dit moment aan de drie decentralisaties. Een verandering van uitvoering van Rijk naar decentrale overheden die zijn weerga niet kent. Bij het tweede kun je denken aan dreiging van terrorisme en bij het derde aan de rellen in Haren (Facebook-feest incident), de Vestia-affaire of de brand in Moerdijk.

Voor decentrale overheden is wettelijk bepaald dat er een weerstandsparagraaf wordt gehanteerd die als basis geldt voor de berekening van het weerstandsvermogen. Althans bij gemeenten, provincies en waterschappen. Maar er zijn nog meer heel belangrijke uitvoeringsorganen waarvoor dit nog niet wettelijk is bepaald. Denk aan woningcorporaties, gezondheidszorginstellingen, onderwijsinstellingen en andere.
Waar risicomanagement nog niet professioneel en of wettelijk is geregeld, komt het aan op het verantwoordelijkheidsbesef van de bestuurders, managers en toezichthouders. Van deze groep wordt in eerste instantie verwacht dat men voldoende bewustwording van de risico’s heeft waar de organisatie bij het behalen van haar doelen voor staat. Geen risicomanagement zonder eerst bewustwording.
Financieel en/of immaterieel
Door het hanteren van de weerstandsparagraaf denkt menig verantwoordelijke voldoende aan risicomanagement te doen. Maar vaak gaat het dan om financiële afdekking, ondersteund door afgesloten verzekeringen; het weerstandsvermogen. Echter, dit
is maar een deel van risicomanagement. Immers; wat te denken van al die andere onderwerpen waarbij menig decentrale partij (niet alleen financieel) risico kan lopen?
Ik noem hier risico’s op het gebied van: bouw en constructie – crisis en ramp – economie – gebiedsontwikkeling – gezondheid en sociale zorg – imago/reputatie – informatiemanagement – juridische zaken – milieu en klimaat – ontvolking en vergrijzing – personeel en organisatie – projectmanagement – publiek-private samenwerking – samenleving en cultuur – terrorisme – veiligheid – water – wet- en regelgeving et cetera.
De gewenste bewustwording gaat dus verder dan sec de weerstandsparagraaf. In mijn bezoeken aan gemeentesecretarissen, bestuurders of concerncontrollers heb ik vaak te maken met het fenomeen “het is de persoon die ertoe doet”. Heeft men de juiste houding ten opzichte van het onderwerp i.c. risicomanagement? Wordt het onderwerp positief of negatief benaderd? Ziet men de noodzaak voor aandacht voor risicomanagement als integraal onderdeel van good public governance? Of wordt risicomanagement eerder als negatief ervaren? Iets engs? Ik wijt dit laatste slechts aan gebrek aan kennis en kunde op het gebied van risicomanagement.
Naar mijn mening is de aandacht voor risicomanagement merendeels (in meer of mindere mate) aanwezig, maar helaas stuit ik nog te vaak op miskenning hiervan. Men vindt dat er wel voldoende aandacht aan wordt gegeven, dat het zo’n vaart met de risico’s niet zal lopen of dat bepaalde risico’s niet denkbaar zijn of lijken. Totdat …. Het bekende “what if”- scenario.
Professioneel of niet?
Welke organisatie, zo kun je je afvragen, heeft een professioneel beleid op het gebied van risicomanagement? Dan bedoel ik: welke organisatie heeft een stuurgroep risicomanagement met daarin vertegenwoordigd een portefeuillehouder/bestuurder (wethouder, gedeputeerde, heemraad). Of sterker; welke organisatie heeft (nog) niet een dergelijke stuurgroep? Terwijl dit toch een integraal onderdeel van goed bestuur zou moeten zijn. Te allen tijde moet men zich toch kunnen verantwoorden aan de burgerij: het electoraat, de inwoners.
Risicomanagement verdient voorbeeldaandacht en -gedrag. Dat geeft een positieve indruk met als gevolg vertrouwen in het bestuur.
Bibliografie
Frank, E. (2014). Bewustwording: De kern borgen – op meerdere punten. In J.P. Kruf, & E.J. Frank (Red.). Publiek Risico: Essays, Stichting Civitas Naturalis, 2020, pp. 635-638.
