De watersnoodramp van 1953

Jack Kruf | januari 2024

Mijn verhaal begint in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Nog net niet geboren maar op basis van de verhalen van mijn vader, één van de redders in het eerste uur, en van zijn vrienden, heb ik alles tot in detail kunnen reconstrueren. Het overkwam ons, maar toch ook weer niet helemaal. Er werd en wordt niet gewezen. Wel is er een collectief trauma voor mijn dorp Halsteren. Het zaadje ‘publiek risicomanagement’ is deze nacht in mij geplant.

Auvergnepolder, Halsteren, 1 februari 1953. Ad Kruf met zijn ANWB motor met zijspan.

De ochtend van 1 februari was grijs, de storm was gaan ‘liggen’ tot windkracht 8/9, lage gevoelstemperatuur, waterig zonnetje, jagende wolken. Mijn vader stond nu op het land van zijn voorvaderen. Zij hadden hier gewoond en geleefd, in deze polder, de Auvergnepolder in Halsteren.

Het water was die nacht 5 meter hoog over de polder gestroomd en had huizen en levens van mens en dier genomen. Nu staat hij hier op deze ochtend voor een eindeloze zee, met zijn ANWB BSA-motor met zijspan. Het geel van het zijspan is de enige kleur in dit troosteloze landschap. En met een sloep om opnieuw uit te varen op zoek naar overlevenden. In de nacht is hij met anderen druk geweest om te doen wat mogelijk was. Toen hij werd geroepen in de nacht, scheen de maan, en de weerkaatsing op het zeewater zo dicht bij het dorp gaf een haast onwerkelijke schittering. Vanuit zijn slaapkamer zag hij aan de reflectie op de jagende wolken, dat er iets goed mis was.

Ik was toen nog niet geboren, maar weet door zijn verhalen dat in die nacht het grote verlies zich voordeed. Als onderdeel van een groep dorpsgenoten, dat de hele nacht in de weer was om te helpen. Er waren geen telefoons om te waarschuwen. Lopen naar de huizen (“door het water, tot aan de enkels, even later tot aan de knieën, en plots tot aan je middel”, “het water kwam snel, we moésten terug”), roepen, op deuren bonzen, “wakker worden, de dijken zijn doorgebroken!”.

Bij een aantal dorpsgenoten waren de redders op tijd, maar bij vele, vele tientallen niet. Er is het drama in die nacht waarbij een deel van een gezin aan de ziedende storm en de zee moest worden gelaten. Er niet bij kunnen komen. “Windkracht 12 en ijskoud was het… Het was nog maar 50 meter… en daar kwam de golf.” Andere redders verloren het leven. Of moesten mensen uiteindelijk loslaten omdat hun krachten op waren. Dat moeten loslaten van dat kind, door het hoofd van de brandweer, is nooit meer uit het dorp weggegaan.

Ik word hier altijd weer stil van. Heel stil. De dorpen Halsteren en Lepelstraat, waar ik ben opgegroeid, hebben het grote verlies van de vele dorpsgenoten moedig gedragen. Voor zover dat kan. Wat doe je als je vader en moeder en zusjes en broertjes in de golven voor je ogen vanuit een sloep ziet verdwijnen. Hoe ga je dan verder? Zij deden het. Krachtig met een eeuwig gevoel van gemis en verdriet.

Velen leefden met het verdriet jaren in stilte, voor zichzelf, achter de deuren en gordijnen. Bij de herdenking in 2003 kwamen collectief voor het eerst de tranen. De emoties kwamen los. Een trauma kreeg ruimte voor gezamenlijke verwerking. Er ontstond een platform om te delen, te herdenken. De ramp was te groot geweest voor dit dorp, te veel verlies, te veel trauma. Mijn vader mocht dat jaar bij die herdenking met een eerste bus met redders door het gebied. Weer samen. Achter hen de bus met bestuurders en ambassadeurs van de landen die destijds te hulp zijn geschoten. Hij vertelde mij, dat langs hun hele route door West-Brabant en Zeeland (het gehele eiland Tholen), heel veel mensen applaudiserend en buigend langs de kant van de weg stonden. Overal. Nee, niet vergeten en nog steeds dankbaar.

En natuurlijk kwamen na de ramp de analyses wat er gebeurd was. Het boek van Kees Slager (1997) spreekt boekdelen over het hoe en waarom. Het is natuurlijk veel te laat verschenen met de nodige discussie vooraf en eromheen. Het overkwam ons, in 1953, of toch niet helemaal? Menselijke fouten tijdens de coördinatie van de ramp en achterstallig onderhoud van dijken mochten maar spaarzaam het licht zien. Het boek staat vol met lessen die niemand eerst wilde horen, maar die er wel degelijk waren en eigenlijk nog steeds zijn. De ooggetuigen spraken voor zichzelf.

De ramp in 1953 is waar het zaadje van risicomanagement bij mij moet zijn geplant. Als kleuter waren er de gevoelens in de jaren na de ramp die ik hoorde in de gesprekken van ouders, buren en vrienden. Ik speelde in de straten en op pleintjes genoemd naar de redders die hun leven hadden gegeven: Laurens Rampart, Jan van den Bergh. Helden. Te vroeg gestorven jongens, die hun leven gaven voor anderen.

Ik herinner mij de ritten naar mijn oma van Halsteren naar Sint Maartensdijk op het eiland Tholen, een lege vlakte met langs de wegen de pas geplante populieren staken voor nieuw leven.

En van daaruit kwam het tot een levenlang herinneren en herdenken met dorpsgenoten, de analyses lezend en wederom lezend. Telkens terug naar plekken waar de zee tot 5 meter hoog over het land kwam.

Hoe risicomanagement had kunnen zijn, dacht ik als kind weleens. Dat zaadje is gaan groeien en heeft geleid tot het 20 jaar leiden van een Europese vereniging op gebied van publiek risicomanagement. Jawel, gedreven door het belang van goede publieke sturing voor mens, natuur en samenleving. Het had overigens niet veel gescheeld of ik was er helemaal niet geweest.

Nog steeds draagt mijn dorp dit verlies. Nog steeds vloeien er tranen. Samen erover praten helpt, een luisterend oor bieden ook, een schouder. En als ik bij een herdenking ben, bij een fototentoonstelling in Halsteren, dan ben ik nergens meer thuis dan hier. Ik ben dan ook weer dicht bij mijn vader omdat zij die hem kenden over hem praten alsof het gisteren was. Ik zie hem weer als jonge sterk man op de foto’s van die dagen. Ik voel dan weer dat hij hier was, die nacht en de dagen die volgden. Ik sta dan weer even naast mijn vader en pak zijn hand. Dat laatste is de droom in de harde realiteit van die nacht, nu steeds langer geleden. In 2013 schreef ik dit gedicht.

De golven van 1953

Het koor zingt de gierende wind

Bij de namen van hen die verdronken

De burgemeester spreekt uit zijn hart

– Het is plots doodstil nu –

Zo direct en verbindt de zielen

Van hen die zijn met hen die waren

Staat achterin de kerk

Het meisje dat alles verloor

Die nacht haar familie zag vergaan in de grijze golven

Dichtbij de foto van een vroeger thuis

De dijkgraaf duidt de oude dijken

De onzekere veiligheid van toen en

Nog steeds. Het verdriet reikt verder

Dan de witte bloemen op de grijze graven

Stil zijn zij, nog steeds, in de stromende regen

In de gestolde golven van die nacht

Rent nog steeds langs de huizen de jongen

Waarschuwend in de nacht

De brandweerman die toch na uren

Het kind uit zijn armen heeft moeten laten

In de stilte van een gedicht weerklinken

De angstige kreten in de gierende storm

In de verte de beelden ook

Van de redders die alles doen

Haast machteloos maar met man en macht

Vechten tegen de muur van water

En speuren over de eindeloze en angstig deinende vlakte

Van zestig jaar die samenvallen op deze dag

Halsteren, 1 februari 2013

Bibliografie

Slager, K. (1992). De Ramp: Een reconstructie van de watersnood van 1953. Atlas Contact.