Dealing with Risk

Why the Public and the Experts Disagree on Environmental Issues

Howard Margolis | 1996

Decennialang zijn beleidsmakers en analisten gefrustreerd geweest door de hardnekkige en vaak dramatische onenigheid tussen deskundigen en het publiek over aanvaardbare niveaus van milieurisico’s. De meeste deskundigen zien bijvoorbeeld geen ernstig probleem in het omgaan met kernafval, gezien de voorzorgsmaatregelen en veiligheidsniveaus die nu van kracht zijn.

De meeste deskundigen zien bijvoorbeeld geen ernstig probleem in het omgaan met nucleair afval, gezien de voorzorgsmaatregelen en veiligheidsniveaus die nu van kracht zijn. De publieke opinie verwerpt dit standpunt echter heftig en verwerpt zowel de analyse van de experts als het bewijsmateriaal.

In Dealing with Risk gaat Howard Margolis verder dan de gebruikelijke rivaliserende rationaliteiten verklaring die risicoanalisten geven voor de kloof tussen de mening van experts en die van leken. Hij onthult de intuïtieconflicten die ten grondslag liggen aan deze zorgen en stelt een nieuwe benadering voor van de psychologie van overtuigen en geloven. Hij onderzoekt de rol van intuïtie, mentale gewoonten en cognitieve kaders in de constructie van de publieke opinie en overbrugt zo de impasse in het publieke beleid die controversiële milieukwesties heeft geplaagd.

Dit boek onderzoekt het verschil tussen de perceptie van het publiek en de beoordelingen van experts met betrekking tot milieurisico’s. Margolis stelt dat het menselijk brein geëvolueerd is om onmiddellijke, tastbare gevaren te hanteren, maar slecht uitgerust is om de genuanceerde risico’s van de moderne samenleving te begrijpen. Hierdoor hebben mensen de neiging om milieurisico’s te zien als ofwel uiterst gevaarlijk of volledig verwaarloosbaar, met weinig ruimte voor een middenweg. Deze gepolariseerde visie komt vaak niet overeen met de analyses van experts, die gebaseerd zijn op systematische kosten-batenanalyses.

Margolis schrijft deze verschillen toe aan diverse psychologische en cognitieve factoren. Publieke percepties worden bijvoorbeeld niet gevormd door de werkelijke omvang van het risico, maar door de zichtbaarheid van de kosten die gepaard gaan met het vermijden ervan. Zo kan het publiek dure voorzorgsmaatregelen eisen tegen risico’s die ze overschatten, terwijl ze reële gevaren negeren omdat de kosten van preventie niet duidelijk zichtbaar zijn. Dit leidt tot verschillen in oordelen tussen experts, die zich baseren op meetbare feiten, en leken, die reageren op zichtbare afwegingen.

Margolis bekritiseert drie gangbare verklaringen voor het verschil tussen het publiek en experts: ideologische verschillen, wantrouwen in instellingen en ‘concurrerende rationaliteiten’.

Hoewel deze theorieën bepaalde aspecten van het probleem belichten, vindt Margolis ze ontoereikend. In plaats daarvan biedt hij een psychologisch kader, beïnvloed door de Gestaltpsychologie, waarin wordt gesteld dat mensen de neiging hebben om risico’s in binaire termen te categoriseren – ofwel gevaarlijk of veilig – vergelijkbaar met optische illusies waarin men ofwel een vaas of twee gezichten ziet, maar niet beide tegelijk. Experts leren door training en ervaring om de nuances van risico’s te begrijpen, terwijl leken vaak vastzitten in deze dichotome manier van denken.

Om dit te illustreren presenteert Margolis een “risicomatrix” die publieke reacties classificeert op basis van de zichtbaarheid van zowel gevaren als de bijbehorende kosten. Wanneer kosten onzichtbaar zijn, reageren mensen overdreven en adopteren ze een ‘better safe than sorry’-mentaliteit.

Daarentegen, wanneer kosten duidelijk zijn, maar het waargenomen risico minimaal is, negeren ze gevaren als onbelangrijk en hanteren ze een ‘waste not, want not’-logica. Dit kader verklaart waarom het publiek bang kan zijn voor kernenergie maar de risico’s van kolencentrales tolereert, of waarom het natuurlijke carcinogenen zoals aflatoxine in pindakaas negeert terwijl het panikeert over industriële bijproducten zoals dioxine.

Margolis biedt ook beleidsaanbevelingen om deze problemen aan te pakken. Hij stelt voor om besluitvormingsprocessen zodanig te structureren dat het publiek zowel de kosten als de baten van milieurisico’s ervaart, waardoor hun percepties meer in balans komen. Hij geeft het voorbeeld van ouders die aanvankelijk overdreven reageerden op asbesrisico’s in de scholen van New York City, maar hun mening bijstelden na het ervaren van de logistieke en financiële lasten van schoolsluitingen voor asbestsanering. Evenzo steunden gemeenschappen zoals Carlsbad, New Mexico, de opslag van kernafval na erkenning van de economische voordelen, terwijl afgelegen gemeenschappen zich verzetten door een gebrek aan waargenomen voordelen.

Daarnaast pleit Margolis voor hervormingen in de besluitvorming van experts, waarbij hij een “do no harm”-principe voorstelt voor regelgevende instanties. Dit principe zou vereisen dat instanties garanderen dat hun acties meer levens redden dan ze kosten, om de myopie in de regelgeving aan te pakken die vaak leidt tot buitensporige of misplaatste voorzorgsmaatregelen. Hij bekritiseert de overdreven conservatieve benaderingen van instanties zoals het Environmental Protection Agency, die soms nulrisicobeleid nastreven ongeacht de onevenredige kosten.

Margolis’ werk biedt een overtuigende psychologische verklaring voor het verschil tussen het publiek en experts in risico-inschatting. Hoewel zijn beschrijvende theorie solide is, vereisen de normatieve implicaties verfijning om de sociale en institutionele uitdagingen die ze kunnen creëren, aan te pakken. Margolis’ inzichten benadrukken de complexiteit van het op één lijn brengen van publieke attitudes met expertanalyses in de context van milieurisico’s en democratische besluitvorming.

Jeffrey Rachlinksi (1997): “Het boek kan het best gezien worden als een superieure beschrijving van de kloof tussen de overtuigingen van experts en het grote publiek over de gevaren van milieurisico’s. Margolis stelt dat deze kloof tussen experts en het grote publiek in feite niet bestaat maar dat deze kloof het gevolg is van een combinatie van drie factoren: (1) de neiging van mensen om gevaren op een bipolaire manier te bekijken; (2) het feit dat experts en het publiek verschillende kosten en baten meenemen in hun inschatting van risico’s; en (3) het vermogen van deze kosten en baten om mensen te beïnvloeden in hun inschatting van wat gevaarlijk is.

De theorie van Margolis impliceert dat zowel experts als het publiek ten prooi vallen aan een bijziendheid in risicobeoordeling die hen verhindert om alle kosten en baten van maatschappelijke risico’s mee te nemen in hun evaluaties van milieurisico’s. De theorie verklaart dus niet alleen de tekortkomingen van de besluitvorming door leken, maar ook het fenomeen van bijziendheid in regelgeving dat wetenschappers als Cass Sunstein en rechter Breyer hebben gedocumenteerd.

Margolis heeft dus een ingewikkelde theorie toegevoegd aan de literatuur over de psychologie van risicobeoordeling. Het is een theorie die aansluit bij het oudere werk dat dateert van voor de moderne psychologie van oordelen en kiezen, en die het fenomeen van onenigheid tussen leken en experts in een bredere psychologische context plaatst.”

Bibliografie

Margolis, M. (1996). Dealing with Risk: Why the Public and the Experts Disagree on Environmental Issues. University of Chicago Press, 227 pp.

Rachlinksi, J. (1997). The wages of risk: A review of Dealing with Risk: Why the public and the experts disagree on environmental issues. Cornell Journal of Law and Public Policy, Volume 6, pp. 673-695. https://ww3.lawschool.cornell.edu/research/JLPP/upload/673-Rachlinski.pdf