FORTE™ Framework for Good Governance®

Focus: ‘Practising the art of governance design’

Trademark

We hereby inform you that PRIMO Europe is formally approved – on the 28th of July 2020 – in its registration of FORTE Framework for Good Governance® as a trademark in the Benelux as well as that we have registered FORTE® as our idea/concept/set of thoughts as is education/consultancy product/service via i-Depot until 2024 for a broader use worldwide.

Idea

The need for an integrated and transdisciplinary public governance approach is essential to enable leaders and organisations to truly deliver the electorally promised and democratically chosen values related to the public domain, i.e. society and nature as a whole.

The governance of delivering public values is challenging and even under pressure. Governance needs a thorough reflection, given the fact that public risks are emerging on a large scale. In the last 15 years, PRIMO has recorded many public risks in its network throughout Europe.

PRIMO surveyed and studied under leaders the crucial elements of governance to contribute to a more focused, coordinated and effective governance. They are addressed in an integrated framework FORTE®. The framework offers the possibility to uniquely co-create and tap the knowledge of your team, employees and clients.

With FORTE® you can

Public and business surveys of the last 15 years show us that if content and governance are not well connected, risks will emerge. The World Economic Forum published in this period yearly Global Risks Reports, showing the evolution in risks. Also the Lloyds City Risk Index is a good example of systematic monitoring of risk. Sometimes within acceptable (mostly, ex-post defined) margins, but more and more crossing the line of what we define as good governance. The scale of emerging risks seems to increase, underline the need for cooperation between all stakeholders and more precise thinking and acting. With FORTE® you can. It is available for members.

The research (written, peer-reviewed , published)

Jack P. Kruf, Simon Grima, Murat Kizilkaya, Jonathan Spiteri, Wouter Slob, John O’Dea | December 2019

Purpose

In this article we lay out and discuss a framework proposed by the Public Risk Management Organisation (PRIMO) of which the authors are board members and the results of a test on public and private entities of EU small jurisdictions, specifically Malta, Slovenia, Luxembourg, Lithuania, Latvia, Estonia and Cyprus. These are countries within the EU having less than 3 million people population.

Design/methodology/approach

We collected our primary data by using a semi-structured questionnaire and administering it to participants who are working directly or indirectly with entities within these EU states. The questionnaire was structured using the FORTE™ acronym as themes, ‘Financial and compliant design’, ‘Object orientation and delivery’, ‘Responsibility and stewardship’, ‘Tools and processes for creation’ and ‘Environmental awareness and interaction’, with 5 statements under each theme to which participants were required to answer using a 5-point Likert-scale ranging from “Strongly Disagree” to “Strongly Agree”. We, however, allowed the participants to open up and discuss each statement and recorded these comments.

Some demographic data was also collected as to the type of entity the participants are working with, the level of expertise on governance of the participant and the size of the entity. The quantitative data was subjected to statistical analysis while the results from the open ended question was analysed using the Thematic approach.

Findings

Factor analysis provided support for the FORTE Good Governance model for both the Private and Public entities, no-matter if they are small or large. Originality/value: The study provides a better understanding and supports the FORTE Model established by PRIMO-Europe, after approximately 15 years of collecting data on public risks and for the first time tests it on both Private and Public entities, in large and small firms in small EU Jurisdictions. Moreover, this model contributed to the vast literature on models of risk management within organisations, but was not validated empirically for reliability of the factors, and on small jurisdictions.

Therefore, the significance and importance of such a study lies firstly on the premise that testing on small countries, can be deemed as small laboratories for more complex politics, regulations and policies of larger countries.

Bibliography

Kruf, J., Grima, S., Kizilkaya, M., Spiteri, J., Slob, W., & O’Dea, J. (2019). FORTE™ Framework for Good Governance. European Research Studies Journal, Volume XXII, Issue 4, 15-34, 2019. DOI: 10.35808/ersj/1494

Read the published article

Denktank ‘From Global to Local’ 2015

Op weg naar een vertaling

Eric Frank en Jack Kruf | april 2015

Een denktank van bestuurders, managers en controllers richtte zich ten kantore van BNG Bank te Den Haag op het Global Risks Report 2015 van het World Economic Forum. Het gesprek spitste zich toe op significante risico’s binnen de context van de maatschappelijk vraagstukken in Nederland en specifiek op de vertaling ervan naar de lokale en regionale praktijk van het openbaar bestuur.

PRIMO met UDITE hebben daarbij voor een multi-disciplinaire samenstelling van de groep gekozen, zodat alle invalshoeken van het publieke domein aan bod komen en worden belicht in de 2e Denktank Nederland ‘From Global to Local’.

v.l.n.r. Carl Samuels, Koen Haer, Eric Frank,, Wouter Slob, Jaap Gelok, Eugène Meuleman, Lonneke de Waal, Theo Dijkstra, Harrie Scholtens, Richard Meulenbroek, Jack Kruf, John Kuijten en Martin van der Bijl .

Introductie

Een goed gemêleerd gezelschap met een rijk palet aan functionarissen vanuit de diverse overheidsgeledingen, nam intensief en zeer betrokken deel aan de discussie inzake de meest in het oog springende ontwikkelingen, bedreigingen en risico’s, op lokaal en regionaal niveau. Onder leiding van gespreksleider Jack Kruf werd begonnen met de introductie van een ieder.

Na deze introductie nam gespreksleider Kruf het gezelschap mee door een aantal cruciale onderwerpen van het Global Risks Report 2015. Er werd getoond wat de top vijf van risico’s nu is en het verloop ervan in de laatste 10 jaar.

Voor het jaar 2015 staan de volgende top 5 risico’s vermeld naar impact: 1. watercrisis, 2. snelle en grootschalige verspreiding van infectieziekten, 3. massa-vernietigingswapens 4. conflicten tussen landen met consequenties voor een groter gebied en 5. falen in klimaat-adaptatie.

De 5 risico’s naar waarschijnlijkheid zijn 1. conflicten tussen landen met consequenties voor een groter gebied, 2. extreem weer-gebeurtenissen, 3. falen van landelijke governance, 4. uiteenvallen vallen van of crisis in landen en 5. hoge structurele werkloosheid of te lage werkgelegenheid.

Waarneming

In zijn algemeenheid is het gezelschap geschokt door de aangegeven wereldwijde risico’s. Zij zijn herkenbaar, omdat een deel direct betrekking heeft op Nederland. Het rapport geeft perspectief en noodzaak om naar de eigen lokale en regionale situatie te kijken. Het rapport risico’s voor de mensheid en voor de aarde. Het zijn bijna allemaal publieke risico’s. Klimaatverandering, waterbeschikbaarheid en overstromingen, onveiligheid, cybercrime, inkomensongelijkheid, werkloosheid et cetera.

Het is tijd voor echte reflectie, is het unanieme standpunt, weg van de dag-dagelijkse praktijk van onze regels, processen, systemen en vooral van de sterk media-gestuurde democratie, die de politiek steeds meer in haar greep lijkt te hebben.

De gespreksleider stelt dat lokaal gezien men weinig weet heeft van het Global Risks Report. Men is sowieso nog weinig bezig met management van risico’s, vaak als gevolg van de drukte van het werk en het negatieve aureool erboven. 

Gebrek aan tijd gaat ten koste van het nemen van reflectie en dialoog die vaker nodig lijkt. Een groot obstakel, zo wordt algemeen gesteld, is het veel voorkomend wantrouwen. 

Men vertrouwt de politiek niet, en daardoor de bestuurlijke aansturing voor het ambtelijk apparaat. Wantrouwen in de leiding, wantrouwen ten opzichte van elkaar, is een veel beluisterd probleem. De bijeenkomst was unaniem aanleiding om gezamenlijk verder te spreken en de vertaling van het rapport naar lokaal niveau verder ter hand te nemen.

Partners

De Denktank wordt uitgevoerd in partnerschap met UDITE, de Europese Vereniging van Gemeentesecretarissen, en BNG Bank.

Leden van de Denktank 2015

  • Martin van der Bijl, adviseur Publiek Maatwerk Project, Region West-Brabant.
  • Theo Dijkstra, concerncontroller gemeente Groningen.
  • Eric Frank, directeur PRIMO Nederland.
  • Jaap Gelok, burgemeester gemeente Borsele en portefeuillehouder nucleaire veiligheid veiligheidsregio Zeeland.
  • Koen Haer, programmamanager Vereniging voor Overheidsmanagement.
  • Jack Kruf, president PRIMO Europe, dagvoorzitter.
  • John Kuijten, programmanager contracten BNG Bank.
  • Richard Meulenbroek, gemeentesecretaris gemeente Breda.
  • Eugène Meuleman, programmamanager Unie van Waterschappen.
  • Carl Samuels, projectleider gemeente Bergen op Zoom en Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant.
  • Harrie Scholtens, programmamanager European Institute of Public Administration
  • Wouter Slob, gemeentesecretaris gemeente Medemblik.
  • Lonneke de Waal, accountmanager 100.000+ gemeenten BNG Bank.

PPS is een mindset: niet een wijze van bouwen

Harry Sterk | april 2010 (vertaald door Jack Kruf)

De belangrijkste verschillen tussen traditionele en PPS-projecten zijn volgens Harry sterk de manier waarop kosten worden gedefinieerd en hoe bouwplannen worden gemaakt. Bij een PPS-project worden de totale kosten van een project in het licht van de levenscyclus van een project geplaatst.

Harry Sterk

Traditioneel ligt de focus ‘slechts’ op de initiële bouwkosten en blijven bijvoorbeeld onderhoud en andere ‘post initiële’ kosten buiten beschouwing. De initiatiefnemer maakt geen gedetailleerd plan, maar formuleert wat er binnen een bepaald kader moet gebeuren: de outputspecificaties. 

De uitbestedende partij wordt dus gestimuleerd om binnen dat kader creatief en slim te zijn en een totaaloplossing te ontwikkelen. Als het project is gerealiseerd, ontvangt de opdrachtnemer een vergoeding op basis van de daadwerkelijke vervulling van deze outputspecificaties. Deze prikkel stimuleert de aannemer om scherp te blijven gedurende de gehele looptijd van het project. Het verklaart ook waarom de overgrote meerderheid van PPS-projecten op tijd en binnen budget wordt opgeleverd.

Lees verder “PPS is een mindset: niet een wijze van bouwen”

Publiek-Private Partnerschappen

Als nieuwe impuls voor de samenleving

Philippe Auzimour, Sabrina Baker and Jack Kruf | april 2010

Risico’s in evenwicht brengen in een financiële crisis

Biedt de financiële crisis een kans voor het in evenwicht brengen van risico’s in infrastructuurprojecten en publiek-private partnerschappen? Het partnerrisico wordt door overheidsinstanties gezien als een van de belangrijkste risico’s in de risico-enquête die Marsh en PRIMO Europe in het derde kwartaal van 2009 hebben uitgevoerd. Uit de enquête blijkt dat 59% van de deelnemers het partnerschaprisico als significant beschouwt – een vergelijkbaar percentage als voor risico’s met betrekking tot openbare aansprakelijkheid en bedrijfscontinuïteit. 

Auzimour: “In heel Europa zijn de mislukte projecten toegenomen door de recessie. als gevolg daarvan is het aantal transacties en de totale waarde gedaald. De bedrijven die op projecten bieden, hebben het nu moeilijk om het kapitaal en de financiering te vinden om ze uit te voeren, en overheidsinstanties hebben hun eigen problemen in dit opzicht, omdat de instellingen die hun schuld financieren in de problemen komen. Deze problemen hebben allemaal een impact op de tijd die een project nodig heeft om zijn financial close te bereiken en verhogen het risico op partnerschap, ongeacht de contractuele regeling.”

Lees verder “Publiek-Private Partnerschappen”

Morele emoties en risicopolitiek

Rede uitgesproken door Prof. Dr. Sabine Roeser bij de aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap

Sabine Roeser | december 2011

“Risicovolle technologieën geven vaak aanleiding tot verhitte en emotionele publieke debatten; denk bijvoorbeeld aan klonen, genetische gemodificeerd voedsel, vaccinatieprogramma’s, CO2-opslag en kernenergie. Terwijl grote delen van het publiek vaak bang zijn voor ongewenste gevolgen van dergelijke technologieën, benadrukken deskundigen doorgaans dat de risico’s te verwaarlozen zijn. Zij beschuldigen het publiek er vaak van emotioneel en rationeel te zijn en niet open te staan voor objectieve informatie.

Beleidsmakers reageren op deze kloof tussen deskundigen en publiek meestal op één van twee manieren: ze negeren de emotionele reacties van het publiek ten gunste van de deskundigen, of ze accepteren de emoties van het publiek als een onvermijdelijk gegeven en als een redden van een controversiële technologische ontwikkeling te verbieden. Beide reacties zijn gegrond in de veronderstelling dat de emoties van het publiek irrationeel zijn en een debat onmogelijk maken.” Lees meer

Samenvatting (PRIMO Res Publica)

In haar oratie, uitgesproken op 1 december 2011 aan de Universiteit Twente, stelt prof. dr. Sabine Roeser dat emoties niet irrationeel zijn, maar een fundamentele rol spelen in morele oordeelsvorming, met name in de context van risicovolle technologieën. Tegen de achtergrond van verhitte debatten over zaken als genetisch gemodificeerd voedsel, kernenergie en klimaatverandering, betoogt Roeser dat publieke emoties over risico’s serieuze aandacht verdienen en niet simpelweg moeten worden afgedaan als irrationele obstakels voor beleidsvorming.

In de technocratische benadering van risico’s ligt de nadruk op objectieve kansberekening en kosten-batenanalyses. Deze methoden zijn gebaseerd op het utilisme, dat stelt dat handelingen gerechtvaardigd zijn als ze de beste uitkomst voor het grootste aantal mensen opleveren. Roeser wijst echter op de beperkingen hiervan: deze benadering houdt geen rekening met rechtvaardigheid, autonomie of motieven. Leken blijken in hun risicopercepties juist vaak wel oog te hebben voor deze aspecten, zoals of een risico vrijwillig genomen is, of het eerlijk verdeeld is, en of het chronisch of catastrofaal van aard is.

Roeser stelt dat emoties zoals empathie, compassie en verontwaardiging ons helpen om deze morele aspecten van risico’s te onderkennen. Ze voert daarbij aan dat moderne emotietheorieën, evenals neurologisch onderzoek van onder anderen Antonio Damasio, aantonen dat emoties een integraal onderdeel zijn van rationele besluitvorming. Mensen die door hersenschade geen emoties meer ervaren, blijken niet langer in staat tot praktische oordeelsvorming of verantwoord risicogedrag.

Tegenover de gebruikelijke scheiding tussen rede (analytisch, betrouwbaar) en emotie (intuïtief, onbetrouwbaar) plaatst Roeser een alternatieve visie waarin emoties cognitieve elementen bevatten en kunnen bijdragen aan morele reflectie. Emoties vormen volgens haar dus geen obstakel, maar juist een noodzakelijke bron voor het begrijpen van risico’s op een moreel verantwoorde manier.

Dit inzicht heeft belangrijke implicaties voor experts, beleidsmakers en burgers. Experts zouden zich bewust moeten zijn van hun eigen emotionele betrokkenheid, bijvoorbeeld enthousiasme over technologie of angst voor reputatieschade. Beleidsmakers moeten balanceren tussen emoties en argumenten van verschillende betrokkenen en mogen hun beslissingen niet puur baseren op cijfers of de grillen van de publieke opinie.

Roeser bespreekt onder meer het debat over kernenergie na de ramp in Fukushima, waarbij tegenstanders van kernenergie vaak als irrationeel en emotioneel werden weggezet. Zij bepleit dat dit type reacties niet alleen onterecht, maar ook contraproductief zijn. Emoties kunnen immers wijzen op gerechtvaardigde zorgen die ethisch en politiek serieus genomen moeten worden. Ook bij klimaatverandering speelt het gebrek aan emotionele urgentie een rol in het beperkte handelingsperspectief van het publiek. Emoties kunnen hier zowel het bewustzijn als de motivatie vergroten.

Roeser introduceert een alternatief model dat ze “emotionele deliberatie” noemt. In plaats van te vervallen in de technocratische valkuil (emoties uitsluiten) of de populistische valkuil (emoties klakkeloos volgen), pleit zij voor een benadering waarin emoties onderdeel zijn van een geïnformeerde, open en inclusieve dialoog. Door morele emoties bespreekbaar te maken, kunnen gerechtvaardigde bezwaren onderscheiden worden van irrationele angsten. Informatie moet zó worden gepresenteerd dat ze emotioneel begrijpelijk is voor leken.

Tot slot benadrukt Roeser dat technologie altijd morele implicaties heeft, en dat het serieus nemen van emoties in de risicoanalyse leidt tot humanere en rechtvaardigere besluitvorming. Haar werk draagt bij aan een breder humanistisch ideaal waarin het hele spectrum van mens-zijn – rede én emotie – tot zijn recht komt. Emoties zijn essentieel voor morele kennis en dus voor het ontwikkelen van verantwoord beleid rond risicovolle technologieën.

De belangrijkste conclusies

Emoties zijn niet irrationeel, maar essentieel voor moreel inzicht:

  • Emoties vormen een bron van praktische rationaliteit en zijn nodig om morele aspecten van risico’s te begrijpen.
  • Ze maken ons bewust van waarden als rechtvaardigheid, eerlijkheid en autonomie, die in technocratische benaderingen vaak ontbreken.

Publieke emoties over technologie zijn waardevol:

  • Leken hebben vaak een breder en moreel relevanter begrip van risico’s dan experts, mede dankzij hun emoties.
  • Risico-emoties wijzen op zorgen die verder gaan dan statistische kansberekening, zoals angst voor onrechtvaardige verdeling van risico’s.

De technocratische en populistische valkuilen moeten worden vermeden:

  • Technocratie: emoties worden genegeerd ten gunste van kwantitatieve analyse → leidt tot vervreemding en verzet.
  • Populisme: publieke emoties worden klakkeloos gevolgd → belemmert rationele besluitvorming.
  • Beide benaderingen zijn gebaseerd op een onterechte scheiding tussen rede en emotie.

Alternatief model: emotionele deliberatie:

  • Emoties moeten een expliciete rol spelen in de publieke dialoog over risicovolle technologieën.
  • Door morele emoties te erkennen en kritisch te bespreken ontstaat betere besluitvorming en meer draagvlak.

Experts en beleidsmakers zijn ook emotioneel betrokken:

  • Experts zijn niet puur rationeel; hun emoties kunnen zowel waarschuwend als bevooroordeeld zijn.
  • Beleidsmakers moeten emoties en belangen van alle partijen serieus nemen en balanceren.

Emoties kunnen worden getraind en gecorrigeerd:

  • Emoties zijn niet onfeilbaar, maar kunnen via reflectie, empathie en kunst worden bijgestuurd.
  • Correctie van feitelijk onjuiste risico-emoties vereist begrijpelijke, emotioneel toegankelijke informatie.

Specifieke emoties als angst en walging zijn dubbelzinnig:

  • Kunnen zowel wijzen op morele bezorgdheden als voortkomen uit fobieën of stereotypes.
  • Moeten kritisch worden geëvalueerd binnen de context van risicoanalyse.

Emoties zijn cruciaal in complexe maatschappelijke kwesties:

  • Debatten over kernenergie en klimaatverandering laten zien dat emotionele betrokkenheid nodig is voor bewustzijn, motivatie en morele reflectie.

Deze conclusies ondersteunen Roesers centrale stelling: morele emoties moeten serieus worden genomen in de risicopolitiek. Ze vormen geen obstakel voor, maar een voorwaarde voor moreel verantwoorde technologie en beleid.

Bibliografie

Roeser, S. (2011). Morele emoties en risicopolitiek [oratie]. Universiteit Twente.

Download oratie.

Public Governance

Marjolein van Asselt and Ortwin Renn | 2011

The term ‘governance’ has been used in political science to describe the multitude of actors and processes that lead to collective binding decisions. The term ‘risk governance’ involves the translation of the substance and core principles of governance to the context of risk‐related decision‐making. Does it involve a major change on how risks are conceptualized, managed, and communicated, or it is just a new fashion?

In this paper, we aim to delineate the genesis and analytical scope of risk governance. In our view, risk governance pertains to the various ways in which many actors, individuals, and institutions, public and private, deal with risks surrounded by uncertainty, complexity, and/or ambiguity.

It emphasizes that not all risks are simple; they cannot be calculated as a function of probability and effect. It is more than a descriptive shorthand for a complex, interacting network in which collective binding decisions are taken around a particular set of societal issues.

The ambition is that risk governance provides a conceptual as well as normative basis for how to deal responsibly with uncertain, complex, and/or ambiguous risks in particular. We propose to synthesize the body of scholarly ideas and proposals on the governance of systemic risks in a set of principles: the communication and inclusion principle, the integration principle, and the reflection principle.

This set of principles should be read as a synthesis of what needs to be seriously considered in organizing structures and processes to govern risks.

Bibliography

Van Asselt, M., & Renn, O. (2011). Risk governance. Journal of Risk Research14(4), 431–449. https://doi.org/10.1080/13669877.2011.553730

Risk

The Policy Implications of Risk Compensation and Plural Rationalities

John Adams | 1995

Quote from prologue: “This book began as a collaborative venture with Michael Thompson. For over 15 years my research into risk, mainly on the road, was focused on the theory of “risk compensation”. This theory accords primacy in the explanation of accidents to the human propensity to take risks. The theory postulates that we all come equipped with “risk thermostats” and suggests that safety interventions that do not affect the setting of the thermostat are likely to be frustrated by behavioural responses that reassert the level of risk with which people were originally content. My research had noted that there were large variations in the settings of individual thermostats, but had little to say about why this should be so.

About ten years ago I read Michael’s article “Aesthetics of risk” (Thompson 1980), and about five years later met the man himself. His research into risk over the past 20 years has been central to the development of a perspective that has come to be known as “cultural theory” (Thompson et al. 1990). Risk, according to this perspective, is culturally constructed; where scientific fact falls short of certainty we are guided by assumption, inference and belief. In such circumstances the deterministic rationality of classical physics is replaced by a set of conditional, probabilistic rationalities.

Lees verder “Risk”