KNMI’14-klimaatscenario’s

KNMI | Oktober 2014

IPCC: ‘De menselijke invloed op het mondiale klimaatsysteem is duidelijk zichtbaar’. Dat concludeert het vijfde klimaatrapport van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, dat in september 2013 verscheen. Uit waarnemingen en onderzoek blijkt dat de mens invloed heeft op de opwarming van de atmosfeer en de oceanen, op veranderingen in de wereldwijde waterkringloop, op de afname van sneeuw en ijs, op zeespiegelstijging en op veranderin- gen in sommige klimaatextremen. Aanhoudende uitstoot van broeikasgassen door de mens zal de invloed op het klimaat doen toenemen.

De KNMI’14-klimaatscenario’s vertalen de onderzoeksresul- taten voor het wereldwijde klimaat uit het IPCC 2013-rapport 3 naar Nederland. Het IPCC-rapport geeft geen resultaten voor afzonderlijke landen.

De klimaatscenario’s voor Nederland zijn gebaseerd op de waargenomen klimaatverandering en op recente berekeningen met wereldwijde klimaatmodellen voor het IPCC, aangevuld met berekeningen met het klimaatmodel voor Europa van het KNMI. Rekening houdend met het oordeel van experts, tonen de KNMI’14-klimaatscenario’s vier hoekpunten. Binnen deze hoekpunten zal de door de mens veroorzaakte klimaat- verandering in Nederland zich waarschijnlijk voltrekken.

Waarom nu nieuwe scenario’s?

De KNMI’14-klimaatscenario’s zijn geactualiseerd ten opzichte van de scenario’s uit 2006. De KNMI’06- klimaatscenario’s kregen een officiële status in het Nationaal Waterplan en zijn gecombineerd met socio- economische scenario’s in de zogeheten Deltascenario’s van het Deltaprogramma.

Er zijn verschillende redenen om nu nieuwe klimaatscenario’s te publiceren. Het IPCC bracht een nieuw klimaatrapport uit en verschillende maatschappelijke sectoren stelden nieuwe vragen. Daarnaast verzocht de Rijksoverheid het KNMI om actuele klimaatscenario’s op te stellen, om daarmee de volgende fase van het beleid voor klimaatadaptatie te ondersteunen.

Waarnemingen

IPCC: In de periode 1901-2010 is de wereldgemiddelde zeespiegel gestegen met ongeveer 19 cm. Het gemiddelde tempo van de zeespiegelstijging was 1,7 mm per jaar tussen 1901 en 2010 en 3,2 mm per jaar tussen 1993 en 2010. In het noordoos- ten van de Atlantische Oceaan is de zeespiegelstijging ongeveer gelijk aan de wereldgemiddelde waarde.

Uit waarnemingen blijkt dat de zeespiegel aan de Nederlandse kust sinds 1900 stijgt met een gemiddeld tempo van 1,8 mm per jaar. Voor de Noordzee is geen duidelijke versnelling zichtbaar in het tempo van stijging die uitstijgt boven de natuurlijke variaties, zoals die wel zichtbaar is in het wereldgemiddelde. Dit wordt veroorzaakt doordat de natuurlijke variaties voor de Noordzee, die samenhangen met variaties in de wind, veel groter zijn dan voor de wereldgemiddelde zeespiegel.

Toekomst

IPCC: Het wereldgemiddelde zeeniveau blijft deze eeuw stijgen. Volgens alle IPCC-uitstootscenario’s zal het tempo van de zeespiegelstijging zeer waarschijnlijk hoger liggen dan 2,0 mm per jaar, als gevolg van verdere opwarming van de oceaan en massaverlies van gletsjers en ijskappen.

In de berekening van de zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust is met vele factoren rekening gehouden, waaronder het uitzetten van de oceanen door opwarming en de veranderingen in zoutgehalte, en het massaverlies van gletsjers en van de ijskappen op Groenland en Antarctica. Ook het zogeheten zelfgravitatie-effect is meegenomen. Dit effect houdt in dat, door de veranderingen in het zwaartekrachtveld, smeltwater van ijskappen niet gelijkmatig wordt verdeeld over de oceanen. Bodemdaling, bijvoorbeeld door het inklinken van veen, is niet in de scenario’s verwerkt, omdat deze langs de Nederlandse kust sterk varieert en nauwkeurige schattingen voor de toekomst niet voorhanden zijn.

Voor de zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust geeft elk scenario zowel een onder- als een bovenwaarde. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de L- en H-scenario’s, omdat de verandering van het lucht- stromingspatroon boven Europa geen dominante invloed heeft op de lange termijn zeespiegelstijging. In elk scenario ligt het tempo van zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust rond 2050 en 2085 hoger dan het waargenomen tempo sinds 1900.

Vergelijking met KNMI’06

De KNMI’14-scenario’s berekenen voor 2050 een zeespiegelstijging tot 40 centimeter ten opzichte van 1981-2010. Deze bovenwaarde voor 2050 is 5 centimeter hoger dan die in KNMI’06 en in de Deltascenario’s. Dit komt vooral doordat de ijskappen op Groenland en Antarctica sneller smelten. Daarnaast is in de KNMI’14-scenario’s het uitzetten van het water in de Noordzee meegenomen in de berekeningen. KNMI’06 ging nog uit van berekeningen voor het noordoosten van de Atlantische Oceaan vanwege gebrek aan gegevens voor de Noordzee.

In 2085 zal de zeespiegel aan de Nederlandse kust volgens KNMI’14 tussen de 25 en 80 cm zijn gestegen. Voor 2100 is een bovenwaarde van 100 cm berekend. Deze waarde lijkt veel hoger dan de 85 cm in KNMI’06. Dit verschil komt voor het grootste deel doordat bij KNMI’14 de 95% bovenwaarde is toegepast, zoals gebruikelijk in het nieuwe IPCC rapport), terwijl voor KNMI’06 de 90% bovenwaarde is toegepast. De KNMI’06 95% bovenwaarde correspondeert met een stijging van 40-95 cm. Het uiteindelijke verschil van 5 cm meer stijging in KNMI’14 komt vooral doordat de ijskap op Antarctica 20 sneller smelt en het uitzetten van de oceaan meer bijdraagt.

Voorbij 2100

Omdat het zeer lang duurt voordat de gehele oceaan en ijskappen zich hebben aangepast aan de wereldwijde opwarming, zal de zeespiegel nog eeuwenlang blijven stijgen, ook als de hoeveelheid broeikasgassen niet meer verder stijgt. Voor het jaar 2300 is de geschatte zeespiegelstijging in het Noordzeegebied 50 cm tot enkele meters).

Download KNMI’14-klimaatscenario’s.